Book review: Waarom de meeste mensen deugen
Wat gebeurt er als een groep met kinderen jarenlang op een onbewoond eiland strandt? Zullen ze gaan samenwerken om de vele gevaren van de wildernis te trotseren? Of zullen zij terugvallen naar een soort natuurtoestand, een Hobbesiaanse strijd van allen tegen allen, waarbij hun ware aard naar boven komt en zij elkaar de meest wrede dingen aan zullen doen om te overleven? Als je denkt dat dat laatste waarschijnlijk gaat gebeuren, als een soort real-life ‘Lord of the Flies’, dan is er een grote kans dat het boek ‘de Meeste Mensen Deugen’ van Rutger Bregman je de ogen zal openen. In tegenstelling tot wat voor velen het meest voor de hand liggende scenario lijkt, is dit eerste scenario waarschijnlijk hoe het echt zou gaan, zo stelt Bregman althans. Waar baseert hij dit op? Nou, in tegenstelling tot de ‘Lord of the Flies’ is het wel gebeurd (Lees hier meer over dit verbazingwekkende verhaal). Het is niet het enige voorbeeld dat Bregman aanhaalt. Hij bespreekt experimenten die bewezen zouden hebben dat de beschaving slechts een dun laagje is dat wegvalt wanneer we moeten overleven of onder zware druk komen te staan (‘Vernistheorie’).
Een bekende hiervan is het Stanford gevangenisexperiment, waarbij twee groepen studenten werden onderverdeeld in gevangenen en cipiers. Het idee was om een gevangenisomgeving te simuleren waarin de cipiers de totale controle hadden over de gevangenen. De gevangenen werden vernederd, tot een nummer gereduceerd, en achter tralies gezet. De bewakers waren vrij om te handelen zoals ze zelf wilden. Dit liep dermate uit de hand – met fysieke en mentale mishandeling en marteling – dat het experiment vroegtijdig werd stopgezet. De ware aard van de mens was naar boven gekomen, was de conclusie van dit enorm invloedrijke experiment.
Alleen wat bleek nou? Er klopt helemaal niks van. Tijdens dit experiment werd gesjoemeld met resultaten, de bewakers kregen specifieke instructies over hoe ze de gevangen moesten behandelen en wisten in wat voor resultaat het onderzoek moest resulteren, en deelnemers waren zich er vrijwel altijd van bewust dat het geen echte situatie was, om maar een paar dingen te noemen. De bewakers waanden zich dus onderzoeksassistenten die met hun inzet de onderzoekers zo goed mogelijke resultaten wilden bezorgen. Dan is er ook nog het feit dat de gevangenen niet mochten stoppen met het experiment tenzij ze in medische of mentale nood verkeerden, waardoor minstens een gevangene deed alsof hij een mentale inzinking had.
Een ander bekend voorbeeld van het diepe kwaad dat in de mens genesteld zou zitten is het Milgram experiment, waarbij deelnemers iemand schokken konden geven en maar liefst twee derde tot het maximum van 450 Volt was gegaan. De schokken waren niet echt, maar dat wisten zij niet. Duidelijk onze innerlijke sadist die naar buiten kwam door in deze machtspositie te komen, toch?
Ook hier bleek de waarheid toch net iets anders in elkaar te zitten. De meeste deelnemers aan het experiment waren namelijk blij te hebben meegedaan, overtuigd een belangrijke bijdrage aan de wetenschap te hebben geleverd, tot deze conclusie gebracht door de onderzoekers. Wanneer mensen wilden stoppen, kregen ze dingen te horen als “Het experiment vereist dat je doorgaat.”, “Je moet doorgaan.”, en “Je hebt geen keuze.”. Ook hadden sommige mensen die de schokken gaven door dat het niet echt was. Dus in plaats van dat mensen dus een ander wezen moedwillig schade toe wilden brengen, deden ze dit ofwel omdat ze ervan overtuigd waren dat ze bijdroegen aan iets goeds ofwel omdat ze wisten dat het niet echt was.
Je hoort de internetfora het al bijna uitschreeuwen: Maar de Holocaust dan? En oorlog, terrorisme, mishandeling, Trump. Bedenk het maar. Bregman erkent de gruwel van al deze gebeurtenissen en gaat op zoek naar een verklaring. Uiteindelijk vindt hij er een: onze wreedheid en haat jegens elkaar is niet het gevolg van onze verdorven aard die altijd net onder het oppervlak zit te borrelen, zo stelt hij, maar van ons vermogen om juist zo veel om elkaar te kunnen geven. De homo sapiens is als het ware een homo puppy, in staat om alles te doen voor diegenen die hij lief heeft. Een soort schaduwkant van onze immens grote capaciteit voor liefde en empathie dus. Voor mij persoonlijk was het feit dat het merendeel (80-85%) van geweren in oorlogen als de Amerikaanse Revolutie of Wereldoorlogen niet is afgevuurd het meest verbazingwekkende weetje dat hij noemde. Hoewel de methodiek achter deze cijfers door sommigen in twijfel worden getrokken, en claims zoals ‘veel soldaten richten niet om hun doelwitten te raken’ lastig na te gaan zijn, nam de Amerikaanse legerleiding ze in elk geval bloedserieus. Het innerlijke verzet tegen het doden van een ander wezen moest worden overwonnen. Dit lukte. Legertrainingen werden aangepast. Soldaten moesten gaan oefenen op bewegende doelwitten in plaats van stilstaande en diepere banden met hun medesoldaten ontwikkelen, wat ervoor zou zorgen dat ze eerder zouden doden om elkaar te beschermen. Overigens noemt Bregman dit laatste als een van de redenen dat de Duitse soldaten naar verhouding meer schoten losten. Bij latere oorlogen zouden veel meer soldaten hun wapens afvuren. Interessant genoeg zijn er onderzoeken die posttraumatische stressstoornis (PTSD) linken aan de toegenomen schoten. Hoe dan ook, het feit dat soldaten getraind moeten worden om te doden en de manieren waarop de afstanden tot vijanden (en dus ook hun menselijkheid) steeds groter worden door de komst van bommenwerpende vliegtuigen, raketten, en drones, is het moeilijk om anders te concluderen dan dat hier wel degelijk iets van waarheid in zit. Latere onderzoeken bevestigen dan ook de oorspronkelijke bevindingen. Om je tot je eigen conclusies te laten komen, zal ik er een paar noemen die conflicten hebben onderzocht van de Amerikaanse Burgeroorlog tot en met modernere oorlogen in Vietnam en de Falklandeilanden: Acts of War: Behavior of Men in Battle (Richard Holmes), Battle Studies (Charles Jean Jacques Joseph Ardant Du Picq), Battle Tactics of the Civil War (Paddy Griffith). Vanuit een psychologisch perspectief kan de geschiedenis van oorlog eigenlijk gezien worden als het ontwikkelen van de meest effectieve manieren om mensen hun aversie voor doden te doen overwinnen.
Je hoeft het als lezer niet per se eens te zijn met de verklaringen waarmee Bregman komt om in te zien dat hij met sterke argumenten en bewijzen een overtuigend pleidooi weet te maken voor een nieuwe manier van tegen onze medemens aankijken. De conclusie? We moeten niet altijd uitgaan van het slechtste in elkaar, zo vergroot je namelijk de kans dat je gelijk hebt. Een soort placebo effect, maar dan omgekeerd. Een nocebo effect noemt hij het.
Wat bedoelt hij hiermee? Neem nou onderwijs. Onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen waarvan meer verwacht wordt beter presteren. Ik kan onderstrepen uit praktijkervaring als docent dat dat inderdaad precies is wat er gebeurt. Op eenzelfde manier kan het minder of zelfs niets verwachten van bepaalde kinderen leiden tot slechtere resultaten. Bregman pleit er dus voor dat we allemaal een wat positiever mensbeeld aannemen, omdat in de eerste plaats de vele voorbeelden die hij aanhaalt lijken te suggereren dat dit realistischer is en in de tweede plaats omdat het realistischer wordt wanneer we ervan uit gaan, een soort self-fulfilling prophecy.
Het boek leest vlot weg en vanwege de analyse van zoveel voorbeelden prima in korte sessies te lezen zonder de draad kwijt te raken. Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in hoe wij mensen in elkaar zitten of die op zoek is naar een tegengeluid voor het alomvattende geloof dat de mens een homo economicus is die constant uit eigenbelang handelt en daarom ook in bedwang gehouden dient te worden met regels en wetten.
Deze post is oorspronkelijk geplaatst op www.criticalconsent.com.